Naar inhoud nummer
Download

Om artikelen op te slaan heb je een account nodig

Om artikelen op te slaan heb je een account nodig

Voor u gelezen

Test-hertesteffecten van BDI-II en QIDS-SR

Jaargang 2021 - Nummer 3 - dinsdag 4 november 2025

Samenvatting

Om een verandering in symptomen van depressie waar te nemen, is effectieve monitoring van die symptomen van groot belang. Hiervoor zijn herhaaldelijke metingen noodzakelijk, maar het gevaar daarvan is dat er een test-hertesteffect ontstaat. In dit artikel onderzoeken de auteurs mogelijke meetfouten in twee veelgebruikte zelfrapportage-vragenlijsten: de Beck Depression Inventory-II (BDI-II) en de Quick Inventory of Depressive Symptomatology – Self-Report (QIDS-SR). Hun hypotheses zijn:

Geschwind, N., van Teffelen, M., Hammarberg, E., Arntz, A., Huibers, M. J. H., & Renner, F. (2021). Impact of measurement frequency on self-reported depressive symptoms: An experimental study in a clinical setting. Journal of Affective Disorders Reports. https://doi.org/10.1016/j.jadr.2021.100168

  1. Er is interactie tussen de frequentie waarmee de vragenlijsten worden ingevuld en de tijd waarin dit plaatsvindt. Meer concreet: de standaard depressiescore van de herhaald afgenomen instrumenten zal lager zijn als deze wekelijks worden ingevuld dan wanneer deze maandelijks worden ingevuld.
  2. De drieweginteractie van frequentie, tijd en instrument verschilt niet per instrument.
  3. Frequenter invullen van een vragenlijst heeft geen relatie met lagere depressiescores op een zelfrapportage-vragenlijst die alleen in week 9 wordt afgenomen (de Zung SDS).

De auteurs recruteerden 70 personen die op het centrum Virenze-RIAGG Maastricht gediagnosticeerd waren met een depressieve stoornis. Van hen bleven er uiteindelijk 60 over. Zij werden toegewezen aan vier condities: maandelijks de BDI-II invullen, wekelijks de BDI-II invullen, maandelijks de QIDS-SR invullen en wekelijks de QIDS-SR invullen. De studie duurde 9 weken. Na verschillende statistische analyses werden de volgende resultaten zichtbaar:

  • De interactie tussen de frequentie van het invullen van de vragenlijsten en tijd (hypothese 1) was niet significant. Het belangrijkste effect van tijd was significant, en dat van invulfrequentie niet. Dit duidt erop dat de zelfgerapporteerde depressiescores ongeacht de conditie afnamen in de loop van de tijd.
  • De drieweginteractie van instrument, tijd en frequentie van invullen was niet significant (hypothese 2). Bij QIDS-SR-invullers was tijd significant en invulfrequentie niet; bij BDI-II-invullers waren tijd en invulfrequentie niet significant. Dit duidt erop dat de afname van depressiescores in de loop van de tijd specifiek was voor QIDS-SR-invullers, onafhankelijk van de invulfrequentie.
  • Er lijkt geen verschil te zijn in de depressiescores, ongeacht de conditie, als die wordt gemeten met een instrument dat slechts één keer wordt afgenomen (hypothese 3).

Geconcludeerd kan worden dat zelfgerapporteerde depressiescores niet gerelateerd zijn aan invulfrequentie. Dit is dus in tegenstelling tot wat de auteurs verwachtten.

In eerdere onderzoeken werd voor de BDI-II wel een test-hertesteffect gevonden. Mogelijk is dit ontstaan door het inzetten van een niet-klinische groep en door het uitsluiten van participanten die gediagnosticeerd waren met een zware depressie.

Er is meer onderzoek nodig met de QIDS-SR om de bevinding te kunnen interpreteren dat depressiescores dalen in de loop van de tijd, ongeacht de invulfrequentie.

De huidige studie kent een aantal beperkingen. Zo werden alleen zelfrapportage-vragenlijsten gebruikt. Toevoeging van metingen door clinici zou waarschijnlijk gunstig zijn voor het interpreteren van de tijdeffecten van de QIDS-SR. Daarnaast was de groepsgrootte iets lager dan tevoren berekend was (60 in plaats van de gewenste 68).

Commentaar van de redactie (Miriam Lommen)

Dit artikel trok mijn aandacht, omdat het betreffende onderzoek iets test wat we allemaal regelmatig doen zonder te weten wat er de effecten van zijn: herhaaldelijk meten. Of je nu als onderzoeker een bepaalde vragenlijst meerdere keren afneemt, of als clinicus een vragenlijst meermaals bij een patiënt afneemt, in beide gevallen is het de bedoeling eventuele veranderingen in klachten te meten. Maar wat nu als het laten invullen van de vragenlijst zelf effect heeft op de klachten? Dat zou een directe interpretatie van de resultaten in de weg staan. Het is dus erg belangrijk dat er onderzocht wordt of het herhaaldelijk afnemen van een specifieke vragenlijst op zichzelf al een effect bewerkstelligt. Zo weten we dat het bijhouden van een dagboek over intrusies in het kader van PTSS-onderzoek of het bijhouden van een eetdagboek bij eetonderzoek op zichzelf al effect kan hebben op wat men wil meten. Uit dit onderzoek blijkt echter dat we ons niet te veel zorgen hoeven te maken als we depressieve klachten meten met de BDI-II of QIDS-SR. Een belangrijk gegeven dus, voor zowel onderzoekers als clinici!