Om artikelen op te slaan heb je een account nodig
Samenvatting
Binnen de sectie Kinder- en Jeugdgedragstherapie van de VGCt leeft al langer de behoefte om de mogelijkheden van de cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van psychische klachten bij kinderen en jeugdigen, en het betrekken van belangrijke anderen daarbij, zichtbaarder te maken. Zo zien we in het werkveld een soms wat eenzijdige en nauwe opvatting van cognitieve gedragstherapie, en wel als een methodiek die alleen werkt met protocollen gericht op de psychische klachten van individuele jeugdigen. Die nauwe opvatting lijkt samen te gaan met het idee dat cognitieve gedragstherapie beperkt is tot protocollen die uitgewerkt zijn in toegankelijke en aantrekkelijke werkboeken die bij afgebakende populaties jeugdigen effectief zijn. Naar onze mening klopt dit perspectief niet en kan het ertoe leiden dat cognitieve gedragstherapie te eenzijdig wordt opgevat en toegepast.
Weisz en collega's hebben in hun artikel (2019) laten zien dat de effectiviteit van psychotherapie bij kinderen en jeugdigen de afgelopen 50 jaar niet is toegenomen, sterker nog, bij sommige problematiek misschien zelfs wel is afgenomen. Dit is een zorgelijke bevinding. Wanneer we kijken naar meta-analyses gericht op cognitief-gedragstherapeutische behandeling van internaliserende en externaliserende problematiek in reguliere klinische settings (routine clinical care), wordt een significant en groot effect gerapporteerd (Wergeland et al., 2021: internaliserende problemen, g = 1,50; Riise et al., 2021: externaliserende problemen, g = 0,91). Weisz en collega's (2019) geven verschillende verklaringen voor de tegenvallende resultaten na 50 jaar effectiviteitsonderzoek. Zij wijzen onder andere op het risico van het eenzijdig scholen van behandelaren in technieken (protocollen) en van het onvoldoende scholen in de onderliggende theorie die evidence-based practice mogelijk maakt. Naar onze mening dient een kind- en jeugdgedragstherapeut zowel theoretisch gedegen onderlegd te zijn als veelzijdig, flexibel en creatief, en tevens in staat te zijn de uitgewerkte protocollen op maat en onderbouwd te vertalen naar de mogelijkheden en behoeften van het kind in en met zijn context.
Specifiek bij het werken met kinderen en jeugdigen dient benadrukt te worden dat de cognitief gedragstherapeut dan altijd te maken heeft met de context van het kind, het systeem waarin het kind opgevoed wordt, en de invloed van dit systeem op ontstaan en instandhouding van de problematiek. Dit is van toepassing op de hele brede range lopend van infant mental health tot en met transitiepsychiatrie. De invloed van de context op de problemen van het kind kan binnen de cognitieve gedragstherapie inzichtelijk worden weergegeven in een gedegen holistische theorie. Dat vraagt van kind- en jeugdgedragstherapeuten dat zij kennis hebben van ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek, en dat zij kunnen werken met of via de ouders of andere betrokkenen uit het systeem of de context. Dit kan vorm krijgen in ouderbegeleiding, oudermediatietherapie of ouder- en systeembehandeling. In veel klinische settings wordt het werken met de ouders standaard gescheiden van de individuele therapie van het kind, maar binnen de cognitieve gedragstherapie is dit soms niet wenselijk. Zeker wanneer de ouderbehandelaar geen kennis heeft van cognitieve gedragstherapie, kan het moeilijk zijn om de ouders zodanig op passende wijze te betrekken dat ze de behandeling van het kind goed ondersteunen in de thuissituatie. Wij vinden het belangrijk dat er binnen de kind- en jeugdgedragstherapie aandacht is voor het werken met ouders en systemen als een van de elementen waarmee we onze behandelingen kunnen verbeteren.
De sectie Kinder- en Jeugdgedragstherapie heeft er daarom voor gekozen dit themanummer te wijden aan het thema ouderschap in de breedste zin van het woord. De verschillende bijdragen geven weer hoe ouders betrokken kunnen worden bij de behandeling van hun kind en welk effect dit heeft op de resultaten.
Guy Bosmans en collega's beschrijven in hun artikel de ontwikkeling van een leertheoretisch verklaringsmodel van hechtingsproblematiek. Zij beschrijven daarbij hoopvolle implicaties voor de behandeling van deze problematiek vanuit cognitief-gedragstherapeutisch en systemisch perspectief. Ook beschrijven Bosmans en collega's hoe de inzichten en ervaringen die zij hebben opgedaan met de behandeling vanuit dit verklaringsmodel hebben geleid tot nadenken over hervormingen in de opleiding tot cognitief gedragstherapeut in België, een pleidooi dat aansluit bij de visie van de sectie Kinder- en Jeugdgedragstherapie.
Ook Roseriet Beijers en collega's nemen systemische aspecten mee in hun studie naar emotie-eten. Zij onderzoeken in een longitudinale studie het verband tussen enerzijds de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en hechting op zeer jonge leeftijd van het kind, en anderzijds emotie-eten op 12- en 16-jarige leeftijd. Deze studie sluit mooi aan bij de hernieuwde belangstelling voor de invloed van hechting binnen de cognitieve gedragstherapie. Gezien de huidige toename van eetproblemen na de coronapandemie is dit bovendien een zeer actueel onderwerp.
Bonny van Steensel en collega's beschrijven hoe zij onderzocht hebben op welke manier ervaren steun zowel vanuit kindperspectief als vanuit ouderperspectief invloed heeft op de mate waarin kinderen van angstbehandeling profiteren. Hoewel de mate van ervaren steun niet direct samen lijkt te hangen met de effectiviteit van de behandeling van angstklachten bij kinderen, levert dit onderzoek wel interessante inzichten en nieuwe vragen op rondom de rol van ouders of het systeem bij de behandeling van kinderen en jeugdigen.
Ten slotte beschrijven Bernet Elzinga en collega's hoe zij in samenwerking met de praktijk een interventie hebben ontwikkeld specifiek voor ouders van depressieve adolescenten. Deze ouders ervaren vaak onmacht (en lange wachtlijsten). Ook dit onderwerp is na de coronapandemie een nog belangrijker thema geworden en tevens een voorbeeld van de variatie in de wijze waarop ouders betrokken kunnen worden bij de cognitieve gedragstherapie van hun kinderen.
Al met al een boeiende variatie aan artikelen, die op diverse manieren het belang laten zien van het werken met ouders in, of in combinatie met, de behandeling van hun kind. Wij hopen echter dat dit nummer niet alleen enthousiast ontvangen wordt door cognitief gedragstherapeuten die met jeugdigen werken, want uit het collegiale veld weten we dat cognitief gedragstherapeuten 'natuurlijk' ook ouders betrekken. We hopen juist dat lezers uit het bredere veld en cognitief gedragstherapeuten die met volwassenen werken deze artikelen met interesse zullen beschouwen. Ook in de behandeling van volwassenen, die veelal zelf opvoeder zijn, is de invloed van ouderschap op de eigen problematiek en vice versa een belangrijk thema. Kennis van ouderschap en van de resultaten uit de onderzoeken die in deze artikelen worden beschreven, geven hopelijk een breed lezerspubliek stof tot nadenken en inspiratie om breder te kijken naar de cliënt en het cliëntsysteem.
De nabeschouwing op dit nummer, geschreven door Lisbeth Utens in samenwerking met Luuk Stapersma, geeft daartoe een voorzet. De auteurs reflecteren daarin gedegen en grondig op de onderzoeken die in de artikelen zijn beschreven. Voor de klinische praktijk ondersteunen zij de visie dat aandacht voor de ouder-kindrelatie van belang is als een transdiagnostische benadering. Zij ondersteunen ook het pleidooi om in de opleiding van kind- en jeugdgedragstherapeuten aanvullende training en supervisie in specifieke systemische gespreksvoering nader gestalte te geven. Hopelijk blijft dit pleidooi niet beperkt tot opleidingen voor kind- en jeugdgedragstherapeuten.
We zijn alle auteurs zeer dankbaar dat zij speciaal voor dit themanummer een bijdrage hebben geschreven. Wij wensen u veel leesplezier en inspiratie toe!
Literatuur
- Riise, E. N., Wergeland, G. J. H., Njardvik, U., & Öst, L. G. (2021). Cognitive behavior therapy for externalizing disorders in children and adolescents in routine clinical care: A systematic review and meta-analysis. Clinical Psychology Review, 83, 101954.
- Weisz, J. R., Kuppens, S., Ng, M. Y., Vaughn-Coaxum, R. A., Ugueto, A. M., Eckshtain, D., & Corteselli, K. A. (2019). Are psychotherapies for young people growing stronger? Tracking trends over time for youth anxiety, depression, attention-deficit/hyperactivity disorder, and conduct problems. Perspectives on Psychological Science, 14, 216-237.
- Wergeland, G. J. H., Riise, E. N., & Öst, L. G. (2021). Cognitive behavior therapy for internalizing disorders in children and adolescents in routine clinical care: A systematic review and meta-analysis. Clinical Psychology Review, 83, 101918.