Naar inhoud nummer
Download

Om artikelen op te slaan heb je een account nodig

Om artikelen op te slaan heb je een account nodig

Artikelen

Met Skinner naar een maatschappij zonder straf?

Francis De Groot
Jaargang 2023 - Nummer 4 - dinsdag 4 november 2025

Samenvatting

Skinner stond zeer sceptisch tegenover het aanwenden van straf en streefde naar een maatschappij zonder straf. Straf is echter een contextueel gegeven, waardoor bepaalde reacties altijd als straf opgevat kunnen worden. Bovendien blijft bij de aanpak van bepaalde probleemgedragingen het includeren van straf het meest effectief. Daarnaast is het een feit dat mensen in bepaalde omstandigheden ook willen dat er gestraft wordt, bijvoorbeeld in geval van onsociaal gedrag. Verder versterkt straffen het vertrouwen in de samenleving en versterkt het de morele normen. Dit pleit voor een zo beperkt mogelijk, maar wel bewust hanteren van straf.

Summary

With Skinner towards a society without punishment?

Skinner was an opponent of punishment and strived towards a non-punitive society. However, punishment is a contextually determined phenomenon. There will always be reactions functioning as punishers. And for some problem behaviors, including punishment as a consequence is the most effective approach. Besides, people want to punish in some circumstances and they expect antisocial behavior to be punished. Punishment strengthens trust in society and strengthens moral norms. Arguably, punishment should be used as little as possible, but as consciously as possible.

Trefwoorden

Kernboodschappen voor de klinische praktijk

  • Straf is een complex, contextueel bepaald gegeven dat niet kan herleid worden tot fysieke straf. Zelfs positief bedoelde interventies kunnen straffend zijn.
  • Het hanteren van straf blijft zoveel mogelijk te vermijden, maar het is goed je ervan bewust te zijn dat je als behandelaar soms toch straffend zult overkomen. Bovendien is het bewust inzetten van straf in sommige situaties wel degelijk een goede praktijk.
  • Mensen willen dat onsociaal gedrag gestraft wordt, ook in klinische settings. Straf kan de samenwerking en het morele denken versterken.

Inleiding

Straf zit in het verdomhoekje. Het oogt humaan om te pleiten voor een maatschappij zonder straf, wat politiek correct en sociaal wenselijk kan overkomen, maar is het ook realistisch? Skinner wordt regelmatig geassocieerd met 'straffen en belonen'. Dit artikel bespreekt de positie van Skinner ten opzichte van straf, om vervolgens over te gaan naar de vraag of behandeling zonder straf mogelijk is en of het uitbannen van straf wenselijk is. Niet alleen fysieke straf wordt hierbij in beschouwing genomen, maar ook verbale en andere vormen van sociale straf.

Skinner en straf

De visie van Skinner op straf evolueerde doorheen de tijd (dos Santos & de Carvalho Neto, 2019, 2020). Om verwarring met de alledaagse omgangstaal te vermijden, verkoos hij technische termen. Zo sprak hij over 'bekrachtiging' in plaats van over 'beloning'. Lange tijd vermeed hij ook de term 'straf'. Die term verscheen pas voor het eerst in een publicatie uit 1947 (Skinner & Campbell, 1947). Voordien gebruikte hij de term 'negatieve bekrachtiger' in plaats van 'straf'. Straffen was dan negatieve conditionering. Hij zag positieve en negatieve conditionering als tegengestelde, symmetrische processen. Positieve conditionering was het aanbieden van een positieve bekrachtiger en deed het gedrag toenemen. Negatieve conditionering was het aanbieden van een negatieve bekrachtiger (lees: aversieve stimulus) en deed het gedrag afnemen. Pas begin jaren vijftig wijzigde hij zijn definities: 'negatieve bekrachtiging' werd het wegnemen van een negatieve bekrachtiger (bijvoorbeeld een scherp, onaangenaam geluid) en 'straf' werd het toedienen van een negatieve bekrachtiger ofwel aversieve stimulus (datzelfde geluid) of het wegnemen van een positieve bekrachtiger. Dit betekende niet alleen een wijziging (en zelfs omkering) van zijn terminologie. Skinner verschoof van een functionele definitie (bekrachtiging doet gedrag toenemen en straf doet gedrag afnemen) naar een procedurele definitie (straf is het toedienen van een negatieve bekrachtiger ofwel aversieve stimulus of wegnemen van een positieve), zonder te verwijzen naar het effect of de functie van de procedure (Skinner, 1953), omdat hij had gemerkt dat de effecten van straf niet symmetrisch waren aan die van bekrachtiging: straf leidde vaak niet tot langdurige afname van gedrag. Reeds eind jaren dertig twijfelde hij aan het effect van straf. Vanaf 1953 beschreef hij dit zeer uitdrukkelijk: straf kan gedrag onderdrukken, maar dit effect is vaak slechts kortstondig. Verder kan straf ongewenste emoties uitlokken en 'works to the disadvantage of both the punished organism and the punishing agency' (p. 183). Skinner werd een tegenstander van het gebruik van straf en zou dat altijd blijven. Zowel de functionele definitie als de procedurele worden nog steeds gehanteerd.

Straf en context

Of een gebeurtenis de functie van straf heeft, hangt bijna altijd deels af van de context. Eerst en vooral speelt de leergeschiedenis een uitermate belangrijke rol. Neutrale stimuli kunnen de functie van een straf verwerven en geconditioneerde aversieve stimuli worden. Als een lampje steeds voorafgaat aan een elektrische schok, zal dat lampje een negatieve betekenis verwerven en een straf worden. Dit verklaart waarom de strafgever zelf een aversieve stimulus kan worden, die men tracht te vermijden of waarop men negatief gaat reageren. Intussen weten we dat dit proces bij mensen bijzonder snel kan gaan. Zo kan de muziek van Wagner voor sommigen aanvankelijk mooi klinken, tot ze horen dat Wagner een van Hitlers favoriete componisten was. In een flits kan het moeten aanhoren van diezelfde muziek een straf worden.

Naast de leergeschiedenis hebben de actuele omstandigheden een bepalende rol in de functie van straf. Zo kan iets wat bedoeld is als een beloning en vaak bekrachtigend werkt, in sommige omstandigheden toch een straf zijn. Zelfs loonsopslag krijgen kan een straf zijn: als iemand € 100 per maand opslag krijgt, maar de collega's krijgen er € 200 per maand bij, dan kan die € 100 functioneren als een straf en verdere inspanning onderdrukken. Verder kan eenzelfde consequentie voor de ene persoon een bekrachtiging zijn en voor de andere een straf.

Neem de situatie van Rob, die therapeut is bij een groep jongeren met ernstige problemen. Na een woelige sessie, met heel wat geroep, vooral door enkele haantjes-de-voorste, heeft Rob met de jongeren afgesproken dat ze het therapielokaal helemaal gaan schoonmaken. Daarna zullen ze pannenkoeken bakken. Lowie is een gesloten jongen die zich zelden laat horen. Wanneer de jongeren net begonnen zijn aan de schoonmaak, vraagt Lowie: 'Rob, dadelijk begint er op de tv een tennismatch. Mogen we daar niet eerst naar kijken en dan verder schoonmaken?' Rob ziet zijn moeizaam verkregen compromis in het gedrang komen en antwoordt rustig maar vastberaden: 'Lowie, we hebben een afspraak gemaakt. Ik zou willen dat we ons daar allemaal aan houden.' Justin, een van de meer uitdagende jongeren, die regelmatig voor beroering zorgt, knipoogt naar enkele compagnons en pikt hierop in: 'Zeg Rob, ik heb echt een sigaretje nodig. Ik ga er eerst eentje roken.' Rob herhaalt: 'Justin, we hebben een afspraak gemaakt. Ik zou willen dat we ons daar allemaal aan houden.' Opnieuw knipoogt Justin naar de anderen, die beginnen te lachen. Justin blijft rustig mee verder schoonmaken.

Op het eerste gezicht lijkt dit een correcte houding van Rob. Dit neemt niet weg dat hij functioneel gezien Lowie mogelijk gestraft heeft en Justin bekrachtigd. Ongetwijfeld onbedoeld, maar het effect kan zijn dat Lowie zich in de toekomst nog minder zal laten horen, en dat Justin nog meer aanzien in de groep heeft verworven en in de toekomst Rob nog meer zal uitdagen.

Onvermijdelijkheid van straf

Straf komt vooral voor in dagelijkse sociale interacties. We hebben soms geen enkel zicht op welke uitspraken, houdingen of gedragingen als sociale straf functioneren voor een bepaalde persoon, waardoor het in de praktijk onmogelijk is om nooit te straffen. Straf komt zeer geregeld voor in de meeste relaties: iemand die het voorhoofd fronst als haar partner een grap vertelt, of een chef die geregeld een lastige vraag stelt als hij aangesproken wordt. Gedrag, voorkeuren, houdingen, enzovoort, van partners, collega's en andere personen die nauw met elkaar te maken hebben, worden op elkaar afgestemd door een samenspel van sociale bekrachtiging, uitdoving en straf. Hoewel buitengewoon belangrijk, is daar nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Schaars onderzoek toont aan dat straffende reacties ook geregeld voorkomen in therapeutische gesprekken, ook al zijn therapeuten over het algemeen gekant tegen het gebruik van straf (Galván-Domínguez et al., 2014).

Effect van straf

Binnen de gedragsanalyse is de breed gedragen overtuiging gegroeid dat straf niet werkt om langdurige gedragsverandering te bewerkstelligen en vooral ongewenste effecten heeft. Naast Skinner werd Murray Sidman (1989) de bekendste tegenstander van straf. Sidman volgde de argumentatie van Skinner en stelde dat straf gedrag kan doen afnemen, doch slechts tijdelijk, tenzij extreem zware straf wordt gebruikt. Belangrijker voor Sidman is dat straf gewenst gedrag bij mensen niet bevordert, maar alleen leidt tot ontsnappings- en vermijdingsgedrag. Als men bij kinderen systematisch straf zou hanteren, kan dat van hen toekomstige straffers maken en mogelijk zelfs tirannen. Bovendien vertroebelt het de relatie met de strafgever: deze wordt zelf aversief. Straf leidt ook tot wraak ('tegenstraf'), zelfs tegenover niet-betrokkenen. De negatieve houding van psychologen tegenover straf maakte dat verder onderzoek zeer sterk afnam. Recent onderzoek toont echter aan dat de negatieve effecten van straf helemaal niet zo overtuigend zijn bewezen en zich soms zelfs alleen in specifieke situaties voordoen (Fontes & Shahan, 2021).

Over een aantal effecten van straf is er vrij grote eensgezindheid onder leertheoretici. Straf kan zeer snel effect hebben, sneller dan bekrachtiging. Straf heeft meer effect bij continue toepassing en minder bij intermitterende. Straf moet snel volgen op het gedrag, want uitgestelde straf is ineffectief. Als bijvoorbeeld de overheid te snel rijden beboet om dit te verminderen, moeten de boetes onmiddellijk geïnd worden, anders leidt de sanctie wel tot meer inkomsten voor de overheid, maar niet tot trager rijden. Het is belangrijk dat het ongewenste gedrag niet tegelijk bekrachtigd blijft worden. Iemand bij wijze van spreken eerst slaan en daarna onmiddellijk zalven is uit den boze. Als men een kind eerst bestraft en vlak daarna iets aangenaams geeft – om het aan te moedigen voortaan flink te zijn, of omdat men zich niet goed voelt bij uitsluitend straffen – kan de straf een discriminatieve stimulus worden voor bekrachtiging en het gestrafte gedrag zelfs versterken. Even belangrijk is dat er alternatief gedrag beschikbaar is waarop wel sterke bekrachtiging volgt. Dit biedt iemand een keuze tussen ongewenst gedrag dat gestraft wordt en gewenst gedrag dat bekrachtigd wordt. Straf is ook gevoelig voor gewenning, wat maakt dat men moet opletten niet herhaaldelijk dezelfde lichte straffen te geven, want het effect daarvan vlakt snel af. Tot slot is het niet altijd nodig om zelf gestraft te worden: ook zien dat anderen gestraft worden voor bepaald gedrag maakt dat men dat gedrag zelf minder gaat vertonen (Malouff et al., 2009). Tevens zijn de meeste hulpverleners het erover eens dat fysieke straf slechts hoogst uitzonderlijk mag worden ingezet. De krachtige effecten van straf gelden evenzeer voor sociale straf (kritiek, feedback, non-verbale reacties). Het is dus belangrijk om te voorkomen dat men vormen van sociale straf systematisch gaat hanteren, omdat men hierbij ook een aantal negatieve effecten van straf kan uitlokken. Zomaar beweren dat men nooit straf gebruikt, zonder te merken dat men dat eigenlijk wel degelijk regelmatig doet, kan onbedoeld negatieve gevolgen hebben, zoals het uitlokken van vermijdingsgedrag ten opzichte van degene die de kritiek geeft.

Positieve benaderingen zonder expliciete straf?

Soms wordt gepleit voor een uitsluitend 'positieve' aanpak, waarin geen plaats is voor straf. Uiteraard is er niets mis met het promoten van positieve benaderingen: de gedragstherapie doet dat al jaren. Maar beweren dat straf volledig uitgebannen kan worden, dient de zaak van cliënten met ernstige problemen niet, noch die van hulpverleners, die erdoor in een slecht daglicht worden geplaatst. Soms worden dan nieuwe, verdoezelende termen gehanteerd voor zaken die in feite bestaan uit impliciete sociale straf: men spreekt dan liever over 'feedbackcultuur', 'open communicatie', 'grenzen stellen' en 'een time-out nemen'.

Zeer ernstig probleemgedrag kan in stand gehouden worden door automatische bekrachtiging of door sociale bekrachtiging. Onderzoek toont aan dat het gericht inzetten van straf dan veel effectiever is dan een uitsluitend positieve benadering en soms zelfs noodzakelijk is om verandering te bewerkstelligen (Verriden & Roscoe, 2019). Een meta-analyse van de effecten van de behandeling voor zelfverwondend gedrag bij personen met autisme of een verstandelijke beperking toonde aan dat procedures op basis van bekrachtiging de voorkeur verdienen. Maar als die onvoldoende werken of de zelfverwonding gezondheidsbedreigend is, zijn bekrachtigingsprocedures in combinatie met straf het meest effectief en het minst invasief (Morano et al., 2017). In bepaalde omstandigheden is het dus zelfs ethischer om wel bewust gecontroleerde strafprocedures te gebruiken dan om dit niet te doen. Procedures op basis van straf kunnen daarbij aan strikte ethische normen voldoen (Pokorski & Barton, 2021). Bovendien blijkt uit kritische analyses dat sommige programma's die uitpakken met zogenaamd uitsluitend positieve benaderingen geneigd zijn de moeilijkste casussen uit te sluiten (Israel et al., 2010). Onderzoek van dezelfde auteurs toont aan dat zelfs bij die allermoeilijkste casussen langdurige, bijzonder positieve effecten verkregen kunnen worden met behulp van de zeer doordachte inzet van straf in een totaalprogramma.

In deze moeilijkste casussen kan gezocht worden naar de minst ingrijpende en ethisch meest verantwoorde vormen van straf. Uit onderzoek blijkt dat effectieve straf perfect mogelijk is zonder dat die al te drastisch hoeft te zijn (Bland et al., 2018) en dat straf mogelijk is zonder dat deze negatieve reacties uitlokt bij de cliënten (Leaf et al., 2019; Verriden & Roscoe, 2019). Bij kinderen met een autismespectrumstoornis en ernstige gedragsproblemen ging men na hoe ze reageerden op verschillende vormen van straf, zoals negatieve opmerkingen en overcorrectie. De straf die voor een bepaald kind de minst emotionele reacties teweegbracht maar toch een sterk effect had, werd dan langer toegepast bij dat kind, met constante monitoring van het emotionele effect, wat uiteindelijk succes bleek te hebben.

Altruïstische straf

Hoofdzakelijk vanaf het begin van deze eeuw is er een stroom van onderzoek rond de sociale aspecten van straf op gang gekomen. Dit onderzoek betreft de effecten van straf op coöperatie en op het ontwikkelen of expliciteren van morele waarden. De meest gehanteerde manier om dit te onderzoeken gaat uit van variaties op de prisoner's dilemma game, waarbij samenwerking leidt tot de hoogste opbrengst voor iedereen apart. In een spel wordt deelnemers bijvoorbeeld een hoeveelheid geld ter beschikking gesteld die ze kunnen inzetten. Afhankelijk van de eigen inzet en die van anderen krijgen ze nadien een opbrengst. Als iedereen veel inzet, krijgt de groep als geheel de grootste opbrengst. Maar het spel kan zo worden opgezet dat individuen die zeer weinig tot niets bijdragen evenveel opbrengst krijgen als de anderen en daarbovenop hun eigen resterende bedrag mogen houden. Soms wordt vervolgens de mogelijkheid geboden om andere proefpersonen die het spel niet sociaal speelden en enkel individuele winst nastreefden, te straffen. Deelnemers kunnen een deel van hun bedrag inzetten om de onsociale tegenstrever te straffen door hen ook geld te laten verliezen. Straffen leidt tot minder opbrengst voor de gestrafte, maar ook tot een kost voor de straffer zelf. Straffen heeft dus een prijs. Als proefpersonen kunnen kiezen, kiest aanvankelijk een ruime meerderheid voor een spelversie zonder straf (Gürerk et al., 2006). Na enkele spelervaringen met onsociale medespelers keert dit echter volledig om en kiest meer dan 90% van de deelnemers voor een spelversie met strafmogelijkheid. Men is dus bereid een prijs te betalen om onsociale anderen te bestraffen. De motivatie hiervoor blijkt erg sterk te zijn en komt in uiteenlopende situaties terug. Zelfs kinderen vanaf 6 jaar, evenals chimpansees, willen een prijs betalen om onsociale anderen gestraft te zien worden (Mendes et al., 2017). Het straffen van iemand die zich niet sociaal gedraagt tegenover derden, waarbij de straffer hiervoor zelf mede een prijs betaalt, wordt 'altruïstische straf' genoemd (soms ook third party punishment). Chimpansees willen wel betalen om anderen gestraft te zien worden, maar straffen soortgenoten enkel als ze zelf het slachtoffer van hen zijn, bijvoorbeeld van iemand die voedsel van hen heeft gestolen. Ze doen dat niet als alleen andere het slachtoffer zijn en kennen dus geen third party punishment (Riedl et al., 2012). Bij mensen is dit echter wel een veelvoorkomend fenomeen (Fehr & Gächter, 2002). Zo zijn wij bereid om belastingen te betalen die een justitieel systeem financieren om boeven te bestraffen, ook als die onszelf niets hebben aangedaan.

In experimenten waarin sociale dilemma's worden nagebootst, maakt meer dan 80% van de deelnemers gebruik van de mogelijkheid om ten koste van een prijs niet-coöperatieve deelnemers als vorm van vergelding te straffen. Er is aangetoond dat dit de samenwerking sterk bevordert. Het straffen van onsociale anderen is in bepaalde omstandigheden dus effectief om de samenwerking te verhogen. Er is geen reden om bezorgd te zijn dat straf (of beloning) de intrinsieke motivatie voor coöperatie ondermijnt, want die wordt er juist op een structurele manier door versterkt (Balliet et al., 2011). Straf werkt in dergelijke situaties zelfs beter dan beloning (Gao et al., 2015).

Heel wat alledaagse situaties zijn sociale dilemma's waarvan het resultaat afhangt van de inbreng van allen. Denk bijvoorbeeld aan werken in teamverband, maar ook aan gezamenlijk een huishouden runnen. Iemand kan daarbij in de verleiding komen om de eigen inbreng te verminderen, waardoor zij of hij met zo min mogelijk kosten kan profiteren van de inzet van anderen. Onderzoek rond altruïstische straf toont aan dat betrokkenen verwachten dat 'profiteurs' gestraft worden en zijn zelfs bereid om daarvoor een prijs te betalen. Een voetballer kan de premie voor de overwinning opstrijken, ook al heeft hij tijdens de wedstrijd zijn benen gespaard en zich nauwelijks moe gemaakt. Op het werk zijn er collega's die zich gemakkelijk 'ziek' melden en zo de druk bij anderen leggen. Iedereen geniet van enorme sociale voorzieningen, maar niet iedereen betaalt er even trouw de belastingen voor. Betrokkenen hopen dat degenen die het spel niet sociaal spelen daarvoor gestraft worden, en willen daarvoor politie, controleurs en dergelijken betalen. Zelf rechtstreeks anderen straffen is evenwel een ander paar mouwen. Bij experimenten in realistische settings zal slechts een klein percentage mensen (minder dan 5%) zelf rechtstreeks tegenover een normoverschrijder een opmerking maken. Sanctionering wordt verwacht van de officiële instanties, iets wat mensen heel belangrijk vinden. Als een chef een luie werknemer niet sanctioneert, kan dat leiden tot verontwaardiging bij zijn of haar collega's, hoewel die zelf geen opmerkingen zullen maken tegenover de lijntrekker. Patiënten kunnen lastig worden als de afdelingsverantwoordelijke een medepatiënt die grenzen overschrijdt geen straf oplegt. Men verwacht een straffend ingrijpen door hogere instanties, en wil doorgaans niet zelf de grensoverschrijder aanspreken en het risico lopen op tegenacties of represailles, die inderdaad kunnen volgen (Fehl et al., 2012).

Over de motieven die achter altruïstische straf verscholen liggen, zijn heel wat hypothesen opgeworpen, waaronder persoonlijk gewin en agressie (Krasnow et al., 2016; Lewisch, 2020), maar die zijn niet het onderwerp van dit artikel.

Straf, morele normen en vertrouwen

Sancties kunnen verwijzen naar morele normen en die versterken (Mieth et al., 2021), ook in bedrijven (Wang & Murnighan, 2017). Medewerkers verwachten dat hun leidinggevende ongepast gedrag van anderen zal bestraffen. Dit versterkt het vertrouwen in het bedrijf. Het werkt het beste wanneer de sancties worden voorgesteld als straf, als een vergelding, en bovendien mogen ze niet te licht zijn. Als sancties te licht zijn, geven ze de indruk dat het gesanctioneerde gedrag eigenlijk niet zo ernstig is (Mulder, 2018). Begin 2023 schorste de Universiteit Gent bijvoorbeeld een hoogleraar gedurende vier maanden na beschuldiging van aanranding van meerdere studentes. Hierop volgde een verontwaardigde reactie dat dit een signaal zou zijn dat aanranding getolereerd werd. Anderzijds mag een straf ook niet te zwaar zijn en moet ze uitgevaardigd worden door betrouwbare autoriteiten. Merken dat iemand anders bestraft wordt voor bepaald gedrag beïnvloedt ook de eigen morele normen en leidt ertoe dat mensen het gestrafte gedrag meer gaan afkeuren (FeldmanHall et al., 2018).

In uiteenlopende samenlevingen wordt het niet straffen van normafwijkingen als onrechtvaardig ervaren. Straf kan coöperatie in sociale taken bevorderen, maar vooral in landen waar het vertrouwen in elkaar hoog is (Balliet & Van Lange, 2013). In landen als Israël, Nederland en Zwitserland verhoogt straf de coöperatie sterk, maar in landen als Rusland en Saudi-Arabië werkt straf minder bevorderend voor samenwerking. Weinig onderling vertrouwen, maar ook het lage democratisch gehalte van laatstgenoemde landen, draagt hieraan bij. Problemen ontstaan wanneer in landen met een hoog onderling vertrouwen, zoals de meeste West-Europese landen, migranten uit culturen met een laag vertrouwen en een onbetrouwbare overheid gestraft worden voor normoverschrijdingen. Bij hen zal straf niet altijd het effect hebben van betere coöperatie en versterking van morele normen, maar soms leiden tot wraakacties tegenover de straffer of tegenover personen die de normen wel volgen.

Het sanctioneren van personen die de sociale normen volgen en dus coöperatief zijn, noemt men 'antisociale straf' (het straffen van sociaal gedrag). Dit opmerkelijke verschijnsel is duidelijk cultuurgebonden, zoals blijkt uit een vergelijkend onderzoek met een prisoner's dilemma game in 16 landen (Herrmann et al., 2008). In landen met heldere sociale normen, strenge wetten en een correcte handhaving daarvan komt antisociale straf slechts zeer weinig voor. In landen met weinig duidelijke normen rond coöperatie, met zwakke wetten en een onbetrouwbare toepassing ervan komt antisociale straf significant meer voor. Ook in meer collectivistische samenlevingen – gemeten op basis van de cultuurdimensies van Hofstede (2001) – komt antisociale straf meer voor dan in individualistische samenlevingen. In collectivistische samenlevingen is de eigen groep of de lokaal samenhangende gemeenschap sterker afgebakend en worden leden van andere gemeenschappen sneller beschouwd als niet behorend tot de eigen groep, als vreemden van wie men geen sancties tolereert en tegen wie men sneller represailles zal nemen.

Conclusie

Door negatieve beeldvorming is straf in het verdomhoekje beland. Expliciet straf hanteren wordt soms gestigmatiseerd; impliciet straffen is dan het stille alternatief. De opvattingen van Skinner over straf evolueerden doorheen de tijd, maar anders dan soms wordt voorgesteld, stelde hij reeds zeer vroeg de effecten van straf ter discussie. Wel erkende hij (Skinner, 1990) dat we in ons dagelijks leven geregeld terugvallen op milde vormen van straf, zoals kritiek geven en klagen. Toch bleef hij streven naar een maatschappij met slechts een minimum aan straf. Sommigen pleiten voor het volledig uitbannen van iedere vorm van straf. Een kritische analyse toont evenwel aan dat de kwestie helemaal niet zo eenvoudig is.

De eerste vaststelling is dat het onmogelijk is om niet te straffen, en wel om twee redenen. De eerste en belangrijkste reden is dat het functioneel gezien onmogelijk is om in de praktijk nooit te straffen. Altijd zullen bepaalde reacties, houdingen en vragen – hoe subtiel ook – het effect hebben van straf. Om het met Vollmer (2002, p. 469) te zeggen: 'Punishment occurs like the wind and the rain.' Daarnaast kunnen hulpverleners bij bepaalde ernstige vormen van probleemgedrag soms niet anders dan gecontroleerde strafprocedures aanwenden, zonder dat die per se negatieve reacties hoeven mee te brengen. Dit niet doen, zou kunnen betekenen dat men deze cliënten mogelijk effectieve en menswaardige hulp ontzegt, wat ethisch gezien problematisch kan zijn.

De tweede reden is dat mensen ook willen straffen. Er zijn binnen een samenleving een aantal sociale en morele normen, en men wil normoverschrijders bestraffen. Men verwacht vooral dat officiële instanties dat doen. Een betrouwbare samenleving organiseert de sanctionering op basis van duidelijke, algemeen gedragen normen en straft consequent op een niet al te symbolische manier. Dit versterkt de samenwerking en het morele denken, en daardoor ook het vertrouwen in de samenleving. Hetzelfde geldt voor samenlevingen in het klein, zoals bedrijven. In onbetrouwbare samenlevingen werkt sanctionering door autoriteiten niet en zal er eerder wraakgedrag volgen. In betrouwbare, democratische samenlevingen met een voldoende hoog individualistisch gehalte kan straf functioneren als sociaal bindmiddel (Critchfield, 2014).

Dit artikel is geen oproep voor een systematisch gebruik van allerlei vormen van straf, integendeel: positieve bekrachtiging blijft de absolute basis. Primitieve vormen van straf, zoals fysiek geweld, zijn nooit te verantwoorden, en vormen van vrijheidsbeperking moeten tot een minimum herleid worden. Tegelijk is straf een basiselement in het leerproces en maatschappelijk belangrijk. Openheid daarover kan helpen bij het zoeken naar ethisch verantwoorde toepassingsmethoden van straf.

Literatuur

  • Balliet, D., Mulder, L. B., & Van Lange, P. A. M. (2011). Reward, punishment, and cooperation: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 137, 594-615.
  • Balliet, D., & Van Lange, P. A. M. (2013). Trust, punishment, and cooperation across 18 societies: A meta-analysis. Perspectives on Psychological Science, 8, 363-379.
  • Bland, V. J., Cowie, S., Elliffe, D., & Podlesnik, C. A. (2018). Does a negative discriminative stimulus function as a punishing consequence? Journal of the Experimental Analysis of Behavior, 110, 87-104.
  • Critchfield, T. S. (2014). Skeptic's corner: Punishment – destructive force or valuable social 'adhesive'? Behavior Analysis in Practice, 7, 36-44.
  • dos Santos, B. C., & de Carvalho Neto, M. B. (2019). B.F. Skinner's evolving views of punishment: II. 1940-1960. Mexican Journal of Behavior Analysis, 46, 293-318.
  • dos Santos, B. C., & de Carvalho Neto, M. B. (2020). B.F. Skinner's evolving views of punishment: I. 1930-1940. Mexican Journal of Behavior Analysis, 45, 149-172.
  • Fehl, K., Sommerfeld, R. D., Semmann, D., Krambeck, H.-J., & Milinski, M. (2012). I dare you to punish me – Vendettas in games of cooperation. PLoS ONE, 7, e45093.
  • Fehr, E., & Gächter, S. (2002). Altruistic punishment in humans. Nature, 415, 137-140.
  • FeldmanHall, O., Otto, A. R., & Phelps, E. A. (2018). Learning moral values: Another's desire to punish enhances one's own punitive behavior. Journal of Experimental Psychology: General, 147, 1211-1224.
  • Fontes, R. M., & Shahan, T. A. (2021). Punishment and its putative fallout: A reappraisal. Journal of the Experimental Analysis of Behavior, 115, 185-203.
  • Galván-Domínguez, N., Beggio, G., Pardo-Cebrián, R., Segovia-Arroyo, A., & Froján-Parga, M. X. (2014). Verbal punishment in behavioral therapy. What does the therapist punish? The European Proceedings of Social & Behavioral Sciences, 1, 87-97.
  • Gao, L., Wang, Z., Pansini, R., Li, Y.-T., & Wang, R.-W. (2015). Collective punishment is more effective than collective reward for promoting cooperation. Scientific Reports, 5, 17752.
  • Gürerk, Ö., Irlenbusch, B., & Rockenbach (2006). The competitive advantage of sanctioning institutions. Science, 312, 108-111.
  • Herrmann, B., Thöni, C., & Gächter, S. (2008). Antisocial punishment across societies. Science, 319, 1362-1367.
  • Hofstede, G. (2001). Culture's consequences: Comparing values, behaviors, institutions, and organizations across nations. Sage.
  • Israel, M. L., Blenkush, N. A., von Heyn, R. E., & Sands, C. C. (2010). Seven case studies of individuals expelled from positive-only programs. Journal of Behavior Analysis of Offender and Victim: Treatment and Prevention, 2, 20-36.
  • Krasnow, M. M., Delton, A. W., Cosmides, L., & Tooby, J. (2016). Looking under the hood of third-party punishment reveals design for personal benefit. Psychological Science, 27, 405-418.
  • Leaf, J. B., Townley-Cochran, D., Cihon, J. H., Mitchell, E., Leaf, R., Taubman, M., & McEachin, J. (2019). Descriptive analysis of the use of punishment-based techniques with children diagnosed with autism spectrum disorder. Education and Training in Autism and Developmental Disabilities, 54, 107-118.
  • Lewisch, P. (2020). Altruistic punishment: The golden keystone of human cooperation and social stability? Analyse & Kritik, 42, 255-283.
  • Malouff, J., Thorsteinsson, E., Schutte, N., & Rooke, S. E. (2009). Effects of vicarious punishment: A meta-analysis. Journal of General Psychology, 136, 271-285.
  • Mendes, N., Steinbeis, N., Bueno-Guerra, N., Call, J., & Singer, T. (2017). Preschool children and chimpanzees incur costs to watch punishment of antisocial others. Nature Human Behaviour, 2, 45-51.
  • Mieth, L., Buchner, A., & Bell, R. (2021). Moral labels increase cooperation and costly punishment in a prisoner's dilemma game with punishment option. Scientific Reports, 11, 10221.
  • Morano, S., Ruiz, S., Hwang, J., Wertalik, J. L., Moeller, J., Karal, M. A., & Mulloy, A. (2017). Meta-analysis of single-case treatment effects on self-injurious behavior for individuals with autism and intellectual disabilities. Autism & Developmental Language Impairments, 2, 1-26.
  • Mulder, L. B. (2018). When sanctions convey moral norms. European Journal of Law and Economics, 46, 331-342.
  • Pokorski, E. A., & Barton, E. E. (2021). A systematic review of the ethics of punishment-based procedures for young children with disabilities. Remedial and Special Education, 42, 262-275.
  • Riedl, K., Jensen, K., Call, J., & Tomasello, M. (2012). No third-party punishment in chimpanzees. Proceedings of the National Academy of Sciences, 109, 14824-14829.
  • Sidman, M. (1989). Coercion and its fallout. Basis Books/Authors Cooperative.
  • Skinner, B. F. (1953). Science and human behavior. Macmillan.
  • Skinner, B. F. (1990). The non-punitive society [lezing uit 1979]. Japanese Journal of Behavior Analysis, 5, 87-106.
  • Skinner, B. F., & Campbell, S. L. (1947). An automatic shocking-grid apparatus for continuous use. Journal of Comparative and Physiological Psychology, 40, 305-307.
  • Verriden, A. L., & Roscoe, E. M. (2019). An evaluation of a punisher assessment for decreasing automatically reinforced problem behavior. Journal of Applied Behavior Analysis, 52, 205-226.
  • Vollmer, T. R. (2002). Punishment happens: Some comments on Lerman and Vordran's review. Journal of Applied Behavior Analysis, 35, 469-473.
  • Wang, L., & Murnighan, J. K. (2017). The dynamics of punishment and trust. Journal of Applied Psychology, 102, 1384-1402.

Bekijk artikelen op basis van de trefwoorden van dit artikel

Skinner straf negatieve bekrachtigers gedragsanalyse altruïstische straf

Bekijk artikelen van dezelfde auteurs

Francis De Groot